De vriendelijke slager

De zomer hangt in de lucht. De geur van zonnebrandolie en brochettes-gegrild-op-houtskool ook. Om het vakantiegevoel aan te wakkeren, organiseert de jeugdbeweging van de jongste een junibarbecue.

’s Ochtends gaan we gauw nog langs de slagerij, hij mag lekkers uitkiezen. Veel tobben is er niet bij. De merguez bevalt hem en de lamskotelet mag erbij, aangevuld met nog een worst van gekruide kip en mozzarella. Opgroeiende pubers verbranden calorieën nog voor ze die naar binnen hebben gewerkt.

Of de vriendelijke slager er vandaag is, wil zoonlief weten?

Hij krijgt een teleurstellende ‘neen’, maar een collega van de man zegt dat ze de groeten zullen overmaken. Het is immers de vriendelijke slager die hier sinds mensenheugenis achter de toog staat, zijn team coacht en kleur aan het leven geeft. We zijn fans van het eerste uur.

Omdat hij van nature goedgemutst is, zelfs als de regen met bakken uit de hemel valt en het nieuws alleen onheil over de wereld uitbraakt. Omdat hij consequent vraagt hoe het met ‘de gastjes’ gaat. Omdat kleine ukken – dat waren die van mij ooit – in hoogste nood het toilet mogen gebruiken achteraan de zaak. Omdat mijn jongste dat zelf eens deed en daar achteraf met grote ogen over vertelde:

“Ik mocht door de zaal, mee met de vriendelijke slager, en daar hingen allemaal stukken vlees en ribben! Aan HAKEN! En ik was NIET BANG!”

Zelfs nu weet hij het nog, van dat toiletbezoek. En dat de slager altijd een schelletje gaf, als we er vroeger aankopen deden. Zo’n obligaat sneetje hespenworst waar kindermaagjes tuk op zijn. Daarom komen we graag terug, na al die jaren. De vriendelijke slager staat voor vleesgeworden gezelligheid en een streep humor kan er altijd bij.

Lang geleden, toen de koters op een schoolvrije dag mee op boodschappenronde waren, drukten ze plots weer hun neus tegen het vensterraam van de slagerij:

“Jààààà, de vriendelijke slager is daar!” (de oudste)
“Ah, sloebers, moeten jullie niet in klas zitten?” (de slager)
“Neen, we hebben geen school vandaag, hij is helemaal DICHT.” (de jongste)
“Dat zijn de beste scholen! Die waar je niet naartoe moet!” (de slager)

Met dat zinnetje kroonde de man-van-Renmans zich onbewust tot held van ons gezin. Maar gek genoeg hebben we in al die jaren en tijdens talloze passages, nooit om zijn naam gevraagd. We kennen het snorretje, de rode schort, het witte mutsje en de gulle glimlach. We dachten onlangs heel even dat hij met pensioen was, omdat hij al een poosje niet meer achter de toog opdook.

Intussen weten we beter: dat hij nog twee dagen per week werkt en tijd neemt voor de kleinkinderen. Verder is er aan zijn stijl en hartelijkheid niks veranderd. Als we ’t geluk hebben om hem toevallig te kruisen, dan zwaait hij steevast en vraagt opgetogen hoe het met de ‘grote’ gastjes gaat, ook al bedelen ze intussen niet meer om een schelletje.

Bij een recent bezoek trof ik hem weer eens aan waagde voorzichtig mijn kans. Na meer dan tien jaar vroeg ik hoe hij heette?

Eric.

Vandaag, op ‘barbecuedag’, staat Eric helaas niet achter de toog. Hij heeft gegarandeerd vrijaf en dat is hem gegund. Zoonlief neemt zijn bestelling in ontvangst en bedankt de andere slager voor bewezen diensten. Wanneer we naar buiten wandelen, laat hij zijn puberale stoerheid even los en zegt:

“Ik vind het nog leuker als de vriendelijke slager hier is. Hij maakt mensen echt blij.”

Check. Bovendien zijn die kleinkinderen van Eric verdomde bofkonten. Ze krijgen ‘altijd kwaliteit’ als opa babysit, en met wat geluk een schelletje erbovenop.